We’ll meet again

We’ll meet again

Maandagochtend, half negen. Een huisarts belt mij en vraagt of ik zo snel mogelijk kan komen om een mevrouw bij te staan. Haar man is de afgelopen nacht in zijn slaap overleden. Mevrouw is slecht ter been en wordt verzorgd door haar man. Samen hebben ze een zoon die, na het telefoontje van de huisarts, met de taxi onderweg is naar huis.

Ik bel aan bij mevrouw. Ontdaan loopt ze heen en weer tussen de huiskamer en de slaapkamer. Ik probeer mevrouw wat tot rust te brengen en leg uit wat er aan de hand is en wat er staat te gebeuren. Na enige tijd begrijpt ze dat mijn collega’s haar man komen ophalen en gaan verzorgen.

Wat volgt zijn een aantal dagen waarin ik, steeds stap voor stap, mevrouw en haar zoon begeleid naar het definitieve afscheid. Mevrouw en haar man zijn altijd erg op zichzelf geweest en hebben weinig contacten in de buurt of in het dorp. Er zijn nog wel enkele familieleden – op afstand. Mevrouw en haar zoon geven aan dat zij hen liever niet willen uitnodigen voor het afscheid.

Door omstandigheden kan de zoon (tijdelijk) geen autorijden. Natuurlijk kan er een taxi geregeld worden, maar mij lijkt het meer persoonlijk als ik, samen met hen naar het crematorium rijd. Daar aangekomen drinken we in de huiskamer samen een kopje koffie en halen we herinneringen op aan het leven van mijnheer. Ik lees een passend gedicht voor en op verzoek van mevrouw draaien we ‘We’ll meet again’ van Vera Lynn, want dat vond haar man zo’n mooi lied. Tijdens de laatste zin: ‘… but I know we’ll meet again some sunny day’, wordt de kist met mijnheer ingevoerd in de crematieruimte.

Na nog een kopje koffie en een broodje keren we huiswaarts. De helft van het geserveerde broodje gaat in een zakje mee naar huis, dat was te veel voor mevrouw.

 

Er is toestemming verleend voor het plaatsen van deze column door mevrouw en haar zoon.